Een vreemde eend in de bijt 
De Heerlijkheid speelt zich af in het zestiende-eeuwse Brabant, aan de vooravond van de Opstand. Het boek bestaat uit twee verhaallijnen. Het ene gaat over Jan de Brouwer, het andere over Anna en Bartold, een koppel speldenmakers uit ’s-Hertogenbosch, die in het bendeleven terecht komen. De twee verhalen komen op één punt weer samen.
Jan de Brouwer uit het boek is verwant aan Martin: Jans broer, Cornelis de Brouwer, is Martins voorvader. Jan de Brouwer was, volgens Martin, ‘de meest vreemde eend in de bijt in mijn stamboom’. Al zijn voorouders zijn geboren en getogen in en rondom Moergestel, gedurende hun leven zijn ze niet verder dan enkele kilometers van huis geweest. Maar Jan vertrok naar de abdij van Tongerlo om te werken als pensier, hemelsbreed 50 kilometer verderop.
De kern van het boek is het conflict van Jan de Brouwer met de schout van ’s-Hertogenbosch, Jacob van Brecht. Wat was er aan de hand: Jans’ familie in Moergestel werd bedreigd door de bende van Heyn metten Honden. Zij hadden een brandbrief gekregen waarin de bende 200 gulden eiste, anders zouden ze de boerderij platbranden. Schout Jacob van Brecht had een aantal bendeleden opgepakt, maar níet degene die de familie van Jan bedreigde. Jan verzocht de schout de kwestie te regelen, maar dat weigerde hij. De schout beloofde Jan 100 gulden om Heyn metten Honden, zo heette de schurk, op te pakken. Jan ging samen met een Moergestelse dorpsgenoot, Jacob Jan Wouterszoon Lippens, en twee schoutsdienaren op pad, vond Heyn metten Honden en bracht hem naar de gevangenpoort in Den Bosch. De schout weigerde echter de beloofde 100 gulden te betalen, tot grote woede van Jan en Jacob. De laatste werd zelfs gearresteerd door de schout omdat hij onbehouwen liet blijken dat hij het niet eens was met gedrag van de schout. Jan gaf de schout smeergeld om Jacob Wouterszoon vrij te krijgen. De schout eiste 100 gulden (evenveel als Van Brecht zelf weigerde te betalen), maar zoveel had Jan niet. De schout liet Jacob Wouterszoon desondanks voor een lager bedrag vrij.

Een langdurig traject
In 2014, ergens tussen twee opdrachten in, is Martin begonnen met genealogisch onderzoek. Hiervoor heeft hij intensief gebruik gemaakt van de database van Regionaal Archief Tilburg. In het archief van de Bossche schepenbank vond hij vervolgens het getuigschrift van Jan de Brouwer. Voor Martin was deze vondst ‘het begin van al het schrijven’. Toen nam hij zich voor: ‘hier ga ik een boek over schrijven’. Maar Martin had, behalve wetenschappelijke stukken en rapporten, nog nooit geschreven: “Om te leren schrijven heb ik verschillende cursussen gevolgd. Daar heb ik geleerd de structuur van zo’n verhaal te begrijpen en om het verschil in tijd en perspectief goed te kunnen duiden. Gaandeweg dacht ik: “hee, dit kan ik! Een soort van. Ik heb hier wel gevoel voor”.
Ook het lezen van oude handschriften was nieuw voor Martin; met ‘brute wilskracht’ lukte het hem om het getuigschrift te ontcijferen. Toen hij bij Erfgoed ‘s-Hertogenbosch een vuistdik procesdossier voor zijn neus kreeg over Anna en Bartold, realiseerde hij zich dat brute wilskracht hiervoor ontoereikend was. Vervolgens heeft hij cursussen paleografie gevolgd om het handschrift onder de knie te krijgen.
Het schrijven van De Heerlijkheid is een tijdrovend traject geweest. Martin is hiermee drie jaar bezig geweest: een jaar onderzoek doen, een jaar schrijven, een jaar redactiewerk én het zoeken van een uitgever. Ook het redigeren was een hele klus: “Ik moet hierbij altijd denken aan wat mijn professor bij het afstuderen zei: je hebt een goed stuk geschreven Martin, maar het is nogal wollig. En ik denk nu elke keer als ik aan het schrijven ben en het gaat lekker: je hebt misschien een goed stuk geschreven maar het is nog een beetje wollig. Een goede redacteur haalt er nog een hele hoop wollig taalgebruik uit”.
Het onderzoek
Om thuis te raken in de materie, is Martin gaan lezen. Boeken en proefschriften over de abdij van Tongerlo, de geschiedenis van Brabant in de zestiende eeuw, de schepenbank van s’-Hertogenbosch etc. Verder heeft hij ook contact gehad met Jacques de Bakker, expert in roversbendes, met name de Moscovieten. Hij heeft Martin letterlijk de eerste bronnen gegeven.
Op de vraag hoe hij het onderzoek heeft ervaren, laat Martin weten: “Elke snipper informatie die ik vond, was voor mij speciaal. Ik had nog nooit van de abdij van Tongerlo gehoord. Al het tumult in de abdij gedurende de periode (1560-1580) dat Jan er woonde, vond ik heel bijzonder. En met het onderzoek naar Heyn metten Honden kwam er een hele nieuwe geschiedenis tevoorschijn, fascinerend! Die bende kan zó met de Bokkenrijders concurreren".
Martin heeft geprobeerd om alle namen, plaatsen en gebeurtenissen zo historisch verantwoord mogelijk te beschreven: “Ik wilde elke steen op de juiste plek leggen. Elk gebouw staat op de juiste plaats, alle namen en data kloppen. Zo minutieus mogelijk heb ik geprobeerd alles te reconstrueren”.
Vervolg
Op 14 mei 2022 is De Heerlijkheid uitgebracht door Godijn Publishing. Martin: “In 2016 heb ik mijn eerste verhaal bij Godijn geschreven, voor een van hun middeleeuwse verhalenbundels. Daar ben ik dus weer terecht gekomen. Ik voel me heel trots dat dit boek overal te verkrijgen is”. Martin heeft plannen voor een vervolg op De Heerlijkheid. Het zal zich afspelen in de periode 1565-1567, net voor de Opstand. Tijd en plaats blijven hetzelfde, maar met andere hoofdpersonen.
Lanciersprijs
Om verschillende soorten onderzoek in de collectie te stimuleren, reikt Regionaal Archief Tilburg eens in de twee jaar de Lanciersprijs uit aan een onderzoeker die gebruik heeft gemaakt van de archiefcollectie en daarover gepubliceerd heeft. In april 2023 wordt de prijs voor de vierde keer uitgereikt. Wil je meer weten over de Lanciersprijs? Lees hier.
Het portret van Martin is gemaakt door H. de Jongh.
De foto van het getuigschrift van Jan de Brouwer is afkomstig uit het archief van de schepenbank van 's-Hertogenbosch en gemaakt door Martin de Brouwer.