Wist je dat beulsfamilies vaak onderling trouwden omdat 'gewone' mensen hen liever uit de weg gingen? En dat het onder de
Lex Ribuaria 200 schellingen kostte (60 koeien) als je een stamgenoot doodde? En dat je een hogere boete (600 schellingen) kreeg voor het doden van een priester?
Deze zaken - en nog veel meer - kwamen aan de orde op zaterdag 2 maart 2018 tijdens de eerste lezing van de cyclus Moord en doodslag in het archief.
De bijeenkomst begon met een korte
geschiedenis van Brabant tot 1795 door Astrid de Beer (Regionaal Archief Tilburg). In twintig minuten vertelde zij over het ontstaan van het hertogdom Brabant in de twaalfde eeuw, de oorlogen met Gelre (met als dieptepunt de strooptocht door
Maarten van Rossum in de jaren 1542-1543), de Tachtigjarige Oorlog en de gevolgen daarvan voor Brabant, het beleg
van 's-Hertogenbosch in 1629 door Frederik Hendrik, de periode van Staats-Brabant tot het jaar 1795, toen stadhouder Willem V naar Engeland vluchtte en de Bataafse Republiek uitgeroepen werd.
Broers vertelde in zijn lezing over het Godsoordeel, een methode die in de vroege middeleeuwen werd gebruikt om de (on)schuld van de verdachte vast te stellen, zoals bijvoorbeeld de ketel- of waterproef. Bij de ketelproef moest men stenen uit een ketel kokend water halen. De wijze waarop de brandblaren genazen was leidend bij de uitspraak (on)schuldig: genazen de brandwonden goed, dan werd dit gezien als 'bewijs' dat de verdachte onschuldig was. Bij de waterproef was de grote vraag: blijft de verdachte drijven of niet?
Ook de verschillen tussen privaat en publiek strafrecht en een accusatoir en inquisitoir strafproces kwamen aan de orde, evenals de opvattingen van de rechtsgeleerden Filips Wielant en Cesare Beccaria. Deze laatste verzette zich tegen lijf- en doodstraffen, maar wilde gevangenisstraf voor de schuldigen. Tot die tijd (achttiende eeuw) waren er geen echte gevangenissen; die werden te duur bevonden.
Niet elke rechtbank had een eigen beul. Tilburg bijvoorbeeld had geen eigen beul, maar huurde er zo nodig een in. Uit 1761 is er een instructie bewaard gebleven voor de beul van de baronie van Breda. Hierin staat precies welke bedragen de beul kreeg voor bijvoorbeeld het afhakken van een vinger, een hoofd of het pijnigen met 'koorden en roeden'. Hierbij een link naar de scans van de beulsinstructie. De beul had twee taken: zorgen voor een bekentenis en het voltrekken van het vonnis. Hij mocht ook niet meteen beginnen met martelen; eerst moest hij de verdachte dreigen, het 'angsten'. Als de verdachte dan niet bekende, werd hij of zij vervolgens onderworpen aan steeds heviger tortuur en werd de pijn geleidelijk opgevoerd. Totdat er een bekentenis was.
Als afsluiting van de ochtend liet Mariët Bruggeman (BHIC) zien welke rechtshistorische bronnen er online te vinden zijn en hoe je kunt zoeken in de criminele vonnissen en processen van de Raad van Brabant, van 1591 tot 1795 het hoogste rechtscollege van Noord-Brabant. Websites die ook interessant zijn voor rechtshistorisch onderzoek: Stadsarchief den Bosch en Dataschurk. Om beter oud schrift te leren lezen is de website watstaatdaer onmisbaar.
'Ter leering ende vermaeck', de presentatie van Erik-Jan Broers: